‘Waar draait het nou echt om voor ouderen in de laatste levensfase?’ zo las ik in een artikel in Zorgvisie. Een mooie vraag. In het artikel is het zelfs de centrale vraag in een zoektocht naar hoe de ouderenzorg er uit moet zien in een samenleving die vergrijst, ontgroent en verkleurt.
Tot mijn niet geringe verbazing is het antwoord gezocht bij een digitale zorginnovator, een hoogleraar ouderengeneeskunde, een longarts, een sociaal designer, een evolutionair astrologe, iemand van de MBO raad, een tweede kamerlid en een directeur van een (zorg)brancheorganisatie.
Zelf zou ik vooral de ouderen in hun laatste levensfase willen horen en begrijpen. Maar ik kan me ook voorstellen dat je kiest voor deskundigen, zoals in dit artikel. Echter, dan nog verbazen de keuzes mij. Want 82-88% van de zorg die geleverd wordt aan mensen in hun laatste levensfase is ADL-ondersteuning. Dit betreft een (veelal) overnemen van dingen die deze mensen vroeger zelf deden.
Deze zorg, ADL-ondersteuning, wordt gegeven door verzorgenden en verpleegkundigen. Een deskundigheid die ik in het rijtje geraadpleegden niet vertegenwoordigd zie.
Een antwoord op de centrale vraag in het artikel is: ‘Mensen willen wonen alsof het hun thuis is. Ze willen dat iemand zich om hen bekommert’.
Volgens het artikel betekent het tweede deel dat de laatste levensfase vooral draait om leefplezier. Dat lijkt me in elke fase een aanrader, dus ik begrijp niet zo goed waarom dat iets specifieks is voor alleen de laatste levensfase. Zelf begrijp ik ‘willen dat iemand zich om hen bekommert’ vooral als: weten dat er passende ADL-ondersteuning is of zal zijn.
‘Wonen alsof het hun thuis is’ krijgt in het artikel de betekenis: stimuleren van Langer thuis wonen. Dit wordt al enige jaren in Nederland bepleit. Maar wat is ‘thuis’? Is thuis het huis waar je woont en moet je, als je ouder wordt, dus zolang mogelijk in dat huis kunnen blijven wonen? Of is thuis vooral een gevoel?
Gelukkig bestaat er internet. Ik lees: ‘Bij een gebrek aan een thuisgevoel, loop je meer het risico op stress. Stress is weer een gevaar voor fysieke en mentale gezondheid’. Belangrijk dus. Dit thuisgevoel hebben veel mensen op de plek waar ze wonen. Maar ook nomaden blijken een thuisgevoel te hebben. Dus thuis is niet hetzelfde als een fysieke woonplek.
Bovendien ken ik ouderen in de laatste levensfase, dus zo rond de 85-90 jaar, die als alleenstaande verzuipen in hun veel te grote gezinshuis. Ooit was het een thuis, maar nu …? Dat leidt tot de vraag of ‘thuis’ in elke levensfase een zelfde betekenis heeft. Zijn er algemene kenmerken voor een thuis? Zelf denk ik dat het bij ‘thuis’ tenminste gaat om de waarden: herkenbaarheid, (fysieke en emotionele) veiligheid, en (mede)zeggenschap. Een algemeen geaccepteerd antwoord kan ik echter niet vinden.
Misschien moeten we eerst nog wat meer doordenktijd steken in het concept ‘thuis’ voordat we het massaal gaan stimuleren.
Lineke Verkooijen
Zelf zou ik vooral de ouderen in hun laatste levensfase willen horen en begrijpen. Maar ik kan me ook voorstellen dat je kiest voor deskundigen, zoals in dit artikel. Echter, dan nog verbazen de keuzes mij. Want 82-88% van de zorg die geleverd wordt aan mensen in hun laatste levensfase is ADL-ondersteuning. Dit betreft een (veelal) overnemen van dingen die deze mensen vroeger zelf deden.
Deze zorg, ADL-ondersteuning, wordt gegeven door verzorgenden en verpleegkundigen. Een deskundigheid die ik in het rijtje geraadpleegden niet vertegenwoordigd zie.
Een antwoord op de centrale vraag in het artikel is: ‘Mensen willen wonen alsof het hun thuis is. Ze willen dat iemand zich om hen bekommert’.
Volgens het artikel betekent het tweede deel dat de laatste levensfase vooral draait om leefplezier. Dat lijkt me in elke fase een aanrader, dus ik begrijp niet zo goed waarom dat iets specifieks is voor alleen de laatste levensfase. Zelf begrijp ik ‘willen dat iemand zich om hen bekommert’ vooral als: weten dat er passende ADL-ondersteuning is of zal zijn.
‘Wonen alsof het hun thuis is’ krijgt in het artikel de betekenis: stimuleren van Langer thuis wonen. Dit wordt al enige jaren in Nederland bepleit. Maar wat is ‘thuis’? Is thuis het huis waar je woont en moet je, als je ouder wordt, dus zolang mogelijk in dat huis kunnen blijven wonen? Of is thuis vooral een gevoel?
Gelukkig bestaat er internet. Ik lees: ‘Bij een gebrek aan een thuisgevoel, loop je meer het risico op stress. Stress is weer een gevaar voor fysieke en mentale gezondheid’. Belangrijk dus. Dit thuisgevoel hebben veel mensen op de plek waar ze wonen. Maar ook nomaden blijken een thuisgevoel te hebben. Dus thuis is niet hetzelfde als een fysieke woonplek.
Bovendien ken ik ouderen in de laatste levensfase, dus zo rond de 85-90 jaar, die als alleenstaande verzuipen in hun veel te grote gezinshuis. Ooit was het een thuis, maar nu …? Dat leidt tot de vraag of ‘thuis’ in elke levensfase een zelfde betekenis heeft. Zijn er algemene kenmerken voor een thuis? Zelf denk ik dat het bij ‘thuis’ tenminste gaat om de waarden: herkenbaarheid, (fysieke en emotionele) veiligheid, en (mede)zeggenschap. Een algemeen geaccepteerd antwoord kan ik echter niet vinden.
Misschien moeten we eerst nog wat meer doordenktijd steken in het concept ‘thuis’ voordat we het massaal gaan stimuleren.
Lineke Verkooijen